Lezing gehouden op 23 maart als derde en laatste deel van een drieluik over Leo Apostel, georganiseerd door het Vrijzinnig Centrum ‘De Schakel’ i.s.m. Vrijzinnig Centrum De Penseur en de Mechelse Vrijzinnige Verenigingen.

LEO APOSTEL EN DE VRIJMETSELARIJ

door Eddy Bonte

1983: na dertig jaar verlaat Leo Apostel de vrijmetselarij, omdat zij geen openbare stelling inneemt over de planetaire wapenwedloop die de mensheid dreigt te vernietigen. Deze “breuk met de internationale solidariteit”, is voor de filosoof onverenigbaar met het planetaire ideaal van de Vrijmetselarij, nl. bouwen aan een Tempel der Mensheid. Toch blijft hij de Vrijmetselarij verdedigen en doet hij voorstellen om haar werking te optimaliseren.

2023: hoe staat het veertig jaar later met de Vrijmetselarij volgens Apostels inzichten? De Westerse filosofie heeft lang inspiratie gevonden in de vrijmetselarij, zoals Apostel uitvoerig heeft aangetoond.  Kan zij dat opnieuw worden?”


 INHOUDSTAFEL

INLEIDING
1. Bronnen
2. Twee delen
2.1. Interpretatiekaders
2.2. Filosofen

DEEL 1: DE ESSENTIE VAN DE VRIJMETSELARIJ
1. 1. Persoonlijk
1.2. Interpretatiekaders
1.2.1. Sociaalhistorisch
1.2.2. Hermeneutisch
1.2.3. Externe kaders
1.2.4. Conclusie van [1]

DEEL 2: DE FILOSOFISCHE GRONDSLAG VAN DE VRIJMETSELARIJ
2.1. Fichte en Lessing
2.2. Herder
2.3. Goethe
2.4. Krause
2.5. Proudhon
2.6. De anderen
2.7. Conclusie van [2]

DEEL 3: CONCLUSIE VAN DELEN [1] en [2]

DEEL 4: DE PRAKTIJK
4.1. Sociaalhistorisch: gefaald
4.2. Hermeneutisch: deels geslaagd
4.3. Inherent probleem: het antagonisme

DEEL 5: ALGEMENE CONCLUSIE
5.1. Het enige alternatief
5.2.  Agapè

1. Bronnen
Voor deze lezing maakte ik in hoofdzaak gebruik van het BOEK dat Leo Apostel over de Vrijmetselarij schreef, of beter gezegd van de twee varianten van dat boek:

1
Enerzijds het oorspronkelijke werk in het Engels: “Freemansonry. A Philosophical Essay”, uitgegeven in 1985 door het “Centrum voor de Verlichting en het Vrije Denken” van de VUB. Dit werkje van niet meer dan 150 pagina’s bevat de uitgebreide versies van de colleges die Apostel gaf toen hij in 1984-85 de Theodore Verhaegen-leerstoel bekleedde.

2
Anderzijds het Nederlandstalige boek “Vrijmetselarij”, dat in 1992 werd gepubliceerd door Hadewijch.
Hoewel het zo’n 280 bladzijden telt, is het vooral een uitbreiding en detaillering van de oorspronkelijke, Engelse uitgave. De oorspronkelijke uitgangspunten en interpretatiekaders blijven overeind, maar:
* we bemerken een toegenomen interesse voor het interpretatiekader ‘religie’, wat later zou leiden tot zijn boek over atheïstische spiritualiteit;
* hij spreekt minder expliciet over het marxisme, dat hij nu ziet als een onderdeel van de conflicttheorie.

Het Nederlandstalige werk staat ook kritischer tegenover de praktijk van de vrijmetselarij. Verwonderlijk is dat niet. Hij had ondertussen de Vrijmetselarij verlaten.

2. Twee delen

Hoewel niet zo expliciet door Apostel zelf aangegeven, valt zijn boek – of boeken – uiteen in twee grote delen:

2.1: Deel 1
Eerst vraagt hij zich af welke de essentie van de vrijmetselarij is, of beter: kan zijn.

    1. Hij baseert zich op zijn eigen zoektocht naar die essentie op basis van dertig jaar actieve vrijmetselarij;
    2. Hij beantwoordt die vraag bovendien aan de hand van invalshoeken, iets academischer uitgedrukt: interpretatiekaders. Men kan de vrijmetselarij op diverse manieren benaderen én beleven:
      • sociaalhistorisch;
      • hermeneutisch;
      • van buitenaf gezien, dus externe kaders zoals de psychanalyse, de conflicttheorie (inclusief het marxisme), de religie en het structuralisme.

2.2: Deel 2

In tweede instantie, bespreekt Apostel een reeks filosofen die
a) de vrijmetselarij becommentariëren;
b) maar er vooral inspiratie uit putten voor de ontwikkeling van hun hun eigen filosofisch stelsel. In zijn “Essay” behandelt hij er zes uitvoerig:

      • Gotthold Ephraim LESSING;
      • Johann Wolfgang (von) GOETHE;
      • Pierre-Joseph PROUDHON;
      • Johann Gottlieb FICHTE;
      • Johann Gottfried (von) HERDER;
      • Karl Christian Friedrich KRAUSE.

 

Laten we beginnen bij deel 1, de essentie van de vrijmetselarij.
De kernvraag van Leo Apostel luidt: welke is haar essentie, en, aansluitend: welke kan haar essentie zijn? Het ‘zijn’ (wat is de vrijmetselarij?) houdt dus vanzelf een ‘worden’ in (kan zijn), dus een ontwikkeling.
‘Zijn’ en ‘worden’ zijn typisch filosofische begrippen, maar het is van primordiaal belang dat Apostel wijst op evolutie en dynamiek als inherente kenmerken van de vrijmetselarij.
Het is meteen een waarschuwing voor de Vrijmetselarij die meent dat zij een onwrikbare traditie vertegenwoordigt, zoals dat het geval is in de Angelsaksische versie (VK, VS, NL, D, Scandinavië).

1. Persoonlijk

Ik zei al dat Apostel hiertoe en beroep doet op interpretatiekaders, maar ook op dertig jaar persoonlijke maçonnieke ervaring.  Laat ik met die ervaring beginnen, omdat zij veel klaarheid schept.

Het is een voorval, maar dan een voorval dat werkelijk illustratief kan worden genoemd. Bovendien had ik het voorrecht om bij dat voorval aanwezig te zijn als jonge en onervaren vrijmetselaar.
In het begin van de jaren ’80 van de vorige eeuw, stond het land in rep en roer vanwege de kruisrakettenkwestie. De ene massale betoging volgde de andere op. U weet het wel: de NAVO zou ook in België kruisraketten plaatsen, een klein onderdeeltje van de globale wapenwedloop. Leo Apostel zag hierin de mogelijke vernietiging van de totale mensheid en vroeg zich af: wat voor nut heeft het dat de vrijmetselarij aan een “tempel der mensheid” bouwt, aan een soort eenheid / overkoepeling van de mensheid, als die mensheid zichzelf dreigt te vernietigen, als er straks geen Tempel meer van doen is bij gebrek aan een mensheid? Hij oordeelde dat de vrijmetselarij zich daar in het openbaar moest tegen verzetten. Hij legde in 1984 aan zijn loge een motie voor waarin hij vraagt dat zij zich in het openbaar tegen de wapenwedloop zou uitspreken. Zijn verzoek werd afgewezen. Apostel maakte er daadwerkelijk een breekpunt van, bezocht zijn loge niet meer en verliet de vrijmetselarij, hoewel hij de Vrijmetselarij – met hoofdletter – altijd zou blijven verdedigen.

Het voorval gaat recht naar de kern van de zaak:
Hij dient zijn motie in met de aanhef “ondergetekende loges van vrijmetselarij”, maar slaagt er niet in om de medebroeders van zijn Loge te verenigen om de wapenwedloop in het publiek af te keuren, laat staan maçons van andere Loges, de Belgische vrijmetselarij of ‘de’ Vrijmetselarij. Dat belet hem sowieso een brug te slaan tussen de vrijmetselarij en de buitenwereld.

Apostel meent dat de vrijmetselarij, te beginnen met zijn dichtste broeders, faalt in haar ultieme opdracht: een “tempel der mensheid bouwen”. Deze tempel, zoals de tempel van Salomon, is natuurlijk een virtuele tempel, maar daarom niet minder belangrijk, integendeel: ondanks alles, ondanks de verschillen die zullen blijven bestaan en trouwens noodzakelijk zijn om van ‘mensheid’ te kunnen spreken, wenst de vrijmetselarij alle mensen samen te brengen onder één dak op basis van een minimaal platform. Men kan het een minimaal gemeenschappelijke ethiek noemen, een beetje in de zin van de mensenrechten, of beter nog van de ‘Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen” (1789).
Dat streven naar een overkoepeling van alle mensen, een eenheid binnen de per definitie verscheiden mensheid, heeft vele namen gekregen, bijvoorbeeld:

  • Deïsme: god is het scheppend principe, maar blijft na de Schepping als het ware inactief;
  • Pantheïsme van Shaftesbury en John Toland: alles is doordrongen van het goddelijke;
  • “Natural religion” of “the religion common to all mankind”, zoals geformuleerd door John Anderson in de Constituties ten behoeve van de pas ontloken Engelse vrijmetselarij (begin 18de eeuw);
  • “Alle Menschen werden Brüder” (“Ode aan die Freude”, Negende Symfonie van Ludwig von Beethoven, op tekst van de Duitse filosoof Friedrich von Schiller);
  • Een “centre of union” met de ontmoeting van verscheidenheid en tegenstellingen als kernidee.

In al deze gevallen, komt het de Mens toe om te bepalen wat en hoe de mens is en waar de mens naar streeft – en niet een god.

Persoonlijk, blijft Apostel naar zo’n “centre of union” streven: een ontmoeting van iedereen die aan de Tempel der Mensheid wenst te bouwen, ongeacht, of beter: ondanks alle verschillen.
Voor één keer durven we het zeggen: there is no alternative.

TOT DAAR deel 1 van de zoektocht naar de ESSENTIE van de vrijmetselarij: de zoektocht van Apostel zelf.

2. De interpretatiekaders

Op zoek naar de essentie van de Vrijmetselarij, bespreekt Apostel ook enkele “interpretatiekaders”: manieren om de vrijmetselarij te benaderen, om naar de vrijmetselarij te kijken. Deze interpretatiekaders zijn:

  • sociaalhistorisch;
  • hermeneutisch;
  • van buitenaf gezien, dus externe kaders zoals de psychanalyse, de conflicttheorie (inclusief het marxisme), de religie en het structuralisme.

Let wel: het gaat niet om of-of, maar en-en.  Met één enkel kader, kan men de totaliteit van de vrijmetselarij niet vatten. Hoogstens kan men aan één kader een prioritaire rol toebedelen.

2.1. Sociaalhistorische interpretatie

In het Londen van 1717 fuseren vier loges tot een koepel die men “obediëntie” noemt en de fundamenten van de vrijmetselarij te boek stelt: de Grand Lodge of England. De sociaalhistorische interpretatie vraagt zich af: waarom toen, waarom daar en met welk doel?

De vele oorlogen (ook de religieuze), de opkomst van het kapitalisme, de inplanting van diverse godsdienstn (katholiek, protestant, joods), de lossere banden tussen gemeenschappen en mensen (“Gemeinschaft”), het toenemend belang van de maatschappij (“Gesellschaft”), het wegvallen van een ideologische eenheid, etc., doet een belangrijke vraag rijzen: als men de oorlog, het conflict en de vernietiging wil vermijden, en tegelijk het verschil wenst te bewaren of toch te respecteren / tolereren, hoe houdt men een samenleving dan bij elkaar?
Welnu, de loge vormt een alternatief: men komt er samen om de andere te ontmoeten in vrede, op basis van respect en tolerantie, met een minimale gemeenschappelijkheid als doel.
Dit heterogeen gezelschap gebruikt daartoe een organisatie en een werkwijze die buiten de actuele tijd staan, pre-kapitalistisch, soms on-Westers van aard: de methode van symbolen en ritualen die verwijzen naar de gilden van de Middeleeuwen, maar ook naar de tijd van de tempel van Salomon (en eerste keer vernietigd in 586 V.O.T. door Nebukadnezar), het Oude Testament, het oude Egypte, enz.!
Alles wat er gebeurt en wordt gezegd, is heterogeen en multi-interpreteerbaar, tot een met de concepten ‘religie’ en ‘god’.

Dat betekende een ware revolutie. De echte tegenstand kwam dan ook van homogene en derhalve dogmatische groepen, zoals de rooms-katholieke kerk.

Dit interpretatiekader verwacht dus duidelijk dat de vrijmetselarij een maatschappelijke rol spelt of minstens een maatschappelijk doel heeft.
De hamvraag rijst dan ook of en zo ja, welke verschillen / antagonismen de vrijmetselarij heeft weten samen te brengen én overstijgen …

2.2. De hermeneutische interpretatie

“Hermeneutiek” is een methodiek om teksten of andere betekenisgevers te interpreteren of op diverse manieren te lezen. Ten gronde is het een cultuurhistorische benadering, het “begrijpen van cultuurproducten”. Exegese verschaft uitleg, maar de hermeneutiek verschaft de kaders die deze uitleg mogelijk maken. Om een cultuur te begrijpen, moet men het geheel en alle onderdelen begrijpen, en omgekeerd, een cirkelredenring dus.
Hoe dan ook, kan men een tekst (vooral literaire, filosofische, juridische) op diverse manieren ‘lezen’, bijv. letterlijk, metaforisch, anagogisch (mystiek-spiritueel) en ethisch.
Bijv. de Bijbel met de vele metaforen, parabels en mythologische verhalen:

  • het Woord Gods in de letterlijke, onbetwistbare betekenis;
  • een ethisch richtsnoer;
  • een deelgeschiedenis van het Joodse volk, incl. de mythologie;
  • specifiek het Nieuwe Testament en de leer van Christus: een universele vorm van religie (iedereen kan christen worden) met een lineair en progressief tijdverloop dat de perfectibiliteit van elke mens inhoudt.

Dogmatici daarentegen, zoals de rooms-katholieke kerk, zullen één lezing voorstaan.
Poëzie is per definitie interpretatie. Op algemeen literair vlak kennen we allemaal de allegorie, de parabel en het sprookje. Ook kan een literair werk in zijn geheel worden geïnterpreteerd. Denk aan de ‘Reinaert’!

Omdat de vrijmetselarij een ontmoetingsplaats is die automatisch diverse inzichten samenbrengt, is hermeneutiek er een essentieel en bijna automatisch onderdeel van.
Het nut van verschillende ‘lezingen’ wordt nog versterkt omdat de vrijmetselarij werkt met symbolen en rituelen. Een symbool is per definitie nooit éénduidig. Een ritueel is een handeling en derhalve moet men er zelf betekenissen aan toewijzen. De combinatie van symbolen en rituelen, maakt dat in de vrijmetselarij een multi-interpreteerbare vorm van ontmoeting en communicatie wordt gebruikt, vormen van ontmoeting en communicatie die compleet afwijken van de dagelijkse, gewone wereld (‘profane’ wereld’ in maçonnieke termen).

Daardoor worden de essentie en de betekenis van vrijmetselarij niét onderuitgehaald, integendeel: de diverse ‘lezingen’ sluiten perfect aan bij de heterogeniteit en de wil om met die heterogeniteit als werktuig (als middel) te proberen de doelstelling te bereiken. Apostel zegt duidelijk dat het paradigma overeind blijft, ja, enkel zó overeind kàn blijven.

Zo wordt ook onderstreept dat de vrijmetselarij an sich dynamisch is n evolueert.

Kaders 1 en 2 OPGETELD: de hermeneutiek vult zo het sociaalhistorische kader aan, geeft het een werktuig dat eveneens buiten de actuele tijd staat. Of, zo men wel, de tijd transcendeert.

2.3. Externe kaders

Na de sociaalhistorische en de hermeneutische, kan men de maçonnerie ook benaderen met wat Apostel “externe” kaders noemt. Hij somt de volgende op:

  • psychanalyse;
  • conflicttheorie of -sociologie, inclusief het marxisme;
  • structuralisme;
  • religie (“fenomenologie van de religie”).

Een gedetailleerde bespreking van deze kaders kan ons onnodig ver leiden.
Zij veronderstellen ook een meer specialistische kennis, bijvoorbeeld over Freud, Lacan, Lévi-Strauss, Marx, enz.

Ze lijken me ook minder relevant.
Vooreerst, zijn het relatief recente kaders uit de 20ste eeuw en niet uit pre-kapitalistische of pre-Verlichtingstijden.
Bovendien zijn het typisch Westerse kaders. Men kan Freud (1856 – 1939) niet los denken van het Europa – en het Wenen – van zijn tijd, o.a. de Eerste Wereldoorlog, het taboe op seksualiteit, de voorrang van de rede op het gevoel, de scheiding man – vrouw op psychisch gebied, enz.

De enige uitzondering is – deels – het kader “religie”, dat over oecumene handelt, een thema dat ook al in de 15de – 16de eeuw aan bod kwam. De poging van de maçonnerie om afwijkende meningen samen te brengen op basis van een minimale gemeenschappelijkheid, kan tot op zekere hoogte worden  vergeleken met oecumene.

Omgekeerd, kan men natuurlijk ook zeggen dat deze kaders juist daarom van belang zijn, als aanvullingen van recente en bovendien wetenschappelijk gefundeerde aard.

Toch een voorbeeld: in een bepaalde graad van de vrijmetselarij, wordt Hiram, de hoofdarchitect van de tempel van Salomon, omgebracht door bouwlieden die onder hem staan. Toegepast op de maçonnerie: Salomon is de meester-vrijmetselaar die de arbeid leidt; de moordenaars zijn gezellen-vrijmetselaars die onder zijn gezag aan de tempel bouwen.
Volgens het psychoanalytische kader, kan men hierin een voorbeeld zien van de vadermoord.

Volgens het marxistische kader echter, kan men hierin opstand en revolte zien.

Religieus, toch binnen het christendom, kan men denken aan de verhouding tussen de Vader en de Zoon, maar dan in de omgekeerde richting: het is de Vader die zijn Zoon niet redt of d Vader die zijn Zoon offert.
De intergenerationele spanning kent veel varianten in veel culturen.

2.4. CONCLUSIE inzake de interpretatiekaders

Wat kunnen we uit al die gezichtspunten (“interpretatiekaders”) alvast afleiden?
We kunnen concluderen dat de maçonnerie volgens Apostel de volgende kenmerken vertoont:

  • ze arbeidt aan een andere wereld, zeg maar een betere wereld, met de ‘tempel der mensheid’ als einddoel;
  • de maçonnerie organiseert de ontmoeting;
  • de ontmoeting brengt verschillende gezindten samen (zelfs antagonismen) om te zoeken naar het gemeenschappelijke, wat Apostel een ‘minimaal ethisch platform’ noemt;
  • voor dit bijzondere doel, gebruikt ze ook een bijzondere methode: het gesprek, de communicatie en de zoektocht, gebeuren middels rituelen en symbolen;
  • rituelen en symboliek zijn interpreteerbaar, wat aansluit bij de verscheidenheid;
  • rituelen en de symbolen worden gebruikt om een toekomst voor te bereiden, maar komen uit het verleden en transcenderen aldus ruimte en tijd;
  • het geheel wordt opgevoerd in de tempel, een ‘sacrale’ ruimte, die voor de tijd van de ontmoeting eveneens buiten de actuele tijd en ruimte staat;
  • “externe” kaders, meestal recente van Westerse aard, leveren aanvullende gezichtspunten aan, zoals de oecumene en de psychanalyse.

De interpretatiekaders “sociaalhistorische” een “hermeneutisch” zijn noodzakelijk om van maçonnerie te kunnen spreken. De externe kaders bieden aanvullende mogelijkheden die kunnen worden uitgebreid naargelang de plaats en de tijd waarin aan maçonnerie wordt gedaan. Apostel spreekt hier niet over, maar andere dan Westerse culturen bieden zonder twijfel ook interpretatiekaders aan, zoals blijkt uit de hogere graden (die Apostel nadrukkelijk niet behandelt).
De vrijmetselarij blijft dus in principe altijd en overal relevant.

TOT DAAR DEEL 1 over de ESSENTIE van de Vrijmetselarij:

  • enerzijds, de persoonlijke zoektocht van Apostel zelf;
  • anderzijds, een aantal “interpretatiekaders”:
    sociaalhistorisch;
    hermeneutisch;

Volgens Apostel is de vrijmetselarij niet zomaar een vereniging die pluralistische ontmoetingen organiseert teneinde de wereld te verbeteren, ze berust ook op ernstige filosofische inzichten.

Dit verklaart waarom een aantal grote filosofen de vrijmetselarij ernstig namen een erover publiceerden. Daardoor versterkten ze uiteraard de filosofische grondslag van de vrijmetselarij. Ze zijn met zes: Lessing, Herder, Fichte, Goethe, Krause – allemaal Duitstalig- en één Fransman, Proudhon.

2.1 Fichte en Lessing

De Duitse filosofen Lessing en Fichte – beiden vrijmetselaar, maar niet bepaald actief – vertrekken allebei van de gefragmenteerde samenleving die door de bourgeoisie wordt bestuurd. Hun invalshoek is maatschappelijk-politiek en sluit direct aan bij de filosofie van de ‘officiële’ vrijmetselarij die in 1717 in Londen werd gesticht.

2.1.a Lessing (Gotthold Ephraim Lessing 1729 – 1781)
Lessing droomt van een staat zonder regering
en wil de onderlinge afstand tussen mensen, groepen en klassen zo klein mogelijk maken. De perfectie van de mensheid kan worden bereikt door eenmaking, zoals in het universum.
Derhalve is fanatisme uitgesloten en tolerantie aanbevolen. Het ware geloof is mensenliefde.
Dit sluit volledig aan bij de doelstellingen van de Vrijmetselarij.
Hij zet zijn standpunten uiteen in zijn boeken ‘Ernst und Falk’ (1778, een dialoog) en ‘Nathan der Weise’ (1790).
[Volgens Lessing is het universum continu in zelfrealisatie, dus in vooruitgang op dialectische wijze. Hij volgt hierin Spinoza, die het universum ‘tijdloos’ acht en opgebouwd uit talloze, ‘gelijkwaardige’ attributen].

2.1.b Fichte (Johann Gottlieb Fichte 1762-1814)
Fichte, die maar kort vrijmetselaar was, vertrekt eveneens van de gefragmenteerde samenleving en vraagt zich af hoe de mens zich maximaal kan ontplooien.
Voor Fichte telt niet wat de vrijmetselarij is, maar wel wat ze zou kunnen zijn.  Perfectie is niet van deze wereld, maar de rationalist in Fichte zegt dat streven naar perfectie rationeel is, derhalve mogelijk is en bijgevolg moet worden uitgeprobeerd. De vrijmetselarij en in het bijzonder de maçonnieke houding, lijken hem daartoe geschikt, aangezien die houding de dialectische wisselwerking tussen theorie als praktijk inhoudt.
De radicale Fichte denkt aan een universele religie en een universele wereldstaat. Een samenleving zou uit twee klassen bestaan – bestuurders en arbeiders – die samenwerken om de maatschappij te vervolmaken.
De ideale mens herbergt in zich wijsheid (eenheid van menselijke kennis), kracht (wil) en schoonheid (de harmonie).
Wijsheid, kracht een schoonheid, zijn nu precies drie steunpilaren van de vrijmetselarij.

2.2. Herder Johann Gottfried Herder of von Herder, 1744 –1803)

Herder is de romanticus van de bende, de anti-Lessing.
Tegenover het rationalisme, ontwikkelt Herder een eerder ‘romantische’ visie: hoewel zeer actief als vrijmetselaar, heeft Herder het niet begrepen op het universele gelijkheidsideaal van de Verlichting. Hij verdedigt de ‘Volksgeist’, d.w.z. dat elk volk zijn eigen kenmerken heeft.

Ten gronde gaat het bij Herder om de relatie tussen mensen en het universele berust volgens hem in het hart van de mensen en in de liefde.
De arbeid, zeker van de vrijmetselaar, is kunstzinnig. Kunst, fantasie en symboliek is wat de mensen verenigt. Een uitspraak die nog altijd in de vrijmetselarij wordt gebruikt, luidt “niets menselijks is me vreemd” (naar Terentius, dacht ik).  Dit is geen pessimisme, maar verwoordt dat vrijmetselaren er uiteenlopende tot tegengestelde meningen op na kunnen houden. Dat geeft niet, zolang hun doelstellingen krachtig, eerlijk en diepgaand zijn.
Hij kan dan ook probleemloos beweren dat het symbolische leven het wàre leven voorstelt.

2.3 Goethe Johan Wolfgang Goethe (of: von Goethe) 1749 – 1832.
Goethe kunnen we plaatsen tussen Herder enerzijds en Lessing en Fichte anderzijds. Hij was vrijmetselaar, maar om profane redenen (toegang krijgen tot bekende personen).
Met Fichte en Lessing heeft hij de politieke analyse gemeen: deze samenleving is gefragmenteerd en onvoldoende menselijk. De burgerij reduceert de mens tot bepaalde taken. Zo kan de mens zijn potentieel, zijn totaliteit, nooit bereiken.
Het komt erop aan zichzelf te ontwikkelen en te veranderen. De burgerij is daartoe niet zelf in staat, maar een organisatie als de vrijmetselarij kan daarbij behulpzaam zijn. Het komt erop aan de mens en de burgerij met elkaar te verzoenen, dus het reële en het ideale, het uiterlijke en het innerlijke.
Dat is volgens Goethe wat klassieke kunst doet en vooral de poëzie.

Hiermee nadert hij Herder. Goethe is immers de man die de vrijmetselarij de “Koninklijke Kunst” noemt en daarmee niet naar politieke doelstellingen, maar naar de methode verwijst: het onafhankelijk en soeverein (‘koninklijk’) zoeken naar schoonheid, waarheid en broederlijkheid.

2.4. Krause Karl Christian Friedrich Krause (1781 —1832)
Met Krause belanden we in de esoterie, zo bijvoorbeeld de verbondenheid van elke mens met alle andere mensen, met alle andere vormen van leven in het Universum, ja, zelfs elk onderdeel van elk onderdeel is met elkaar verbonden.
Zo bevindt het universum zich in elk van ons en omgekeerd.
Elk deel is uit op zelfbehoud (essentie en vorm), maar zonder destructie – integendeel: zij vormen zen superorganisme.
Op puur menselijk vlak, zou dit tot de ‘Menschheitsbund’ moeten leiden.
Minder verwonderlijk dan u denkt als u weet dat een loge (de plek) het universum voorstelt en bovendien geen dak heeft, zodat het uitspansel zichtbaar is en de aanwezige maçons dus arbeiden in het universum.

2.5. Proudhon  Pierre-Joseph Proudhon (1809 –1865)

De anarchist en anti-theïst (gen atheïst dus) Proudhon spreekt over de vrijmetselarij binnen het bestek van de revolutie en de rechten van de arbeider.
Proudhon is en drukker en legt de nadruk op het belang van alle werktuigen in de vrijmetselarij. Zijn klemtoon is technisch en derhalve puur menselijk.
De relatie en het evenwicht tussen alle werktuigen, maakt de arbeid en de bouw mogelijk. Een god of een absoluut concept hebben we niet van doen.

Uit relatie en evenwicht, volgt ook rechtvaardigheid.

2.6. En de anderen

We kunnen nog veel filosofen bespreken en in de Nederlandstalige uitgave zoekt Apostel naar verwantschap met vrijmetselarij bij een hele reeks twintigste-eeuwse filosofen – Lévinas, Sartre, Habermas, Rawls, Heidegger, Jaspers  – en evenveel disciplines: de taalkunde, de ecologie, de psychologie, de psychogenese, het recht, enz.
Vreemd genoeg, komt Nietzsche (“de eeuwige terugkeer”) niet in het plaatje voor, evenmin als Camus die zich met de figuur van Sisyphos op Nietzsche beroept.

Hij vindt vooral analogieën en verwantschap, d.w.z. ideeën en themata die weliswaar in de vrijmetselarij voorkomen, maar op zich niet maçonniek relevant zijn.
De driehoek, het getal 3, de passer, de winkelhaak, de sacrale ruimte, enz., komen inderdaad in de maçonnerie voor, maar niet elke driehoek etc. heeft daarom een maçonnieke betekenis! De maçonnieke betekenis van elk onderdeel bestaat niet, maar ontstaat enkel en alleen in de praktijk van het maçonnieke geheel.

Voorbeeld 1: inzake linguïstiek, gaat Apostel in op het taalspel. Nu zou men inderdaad kunnen beweren dat in de maçonnerie ‘met taal wordt gespeeld’, maar maçonnerie is géén linguïstisch spel. De veelgelaagdheid van het maçonnieke woordgebruik wordt enkel relevant indien het wordt verbonden met het essentiële maçonnieke kenmerk van de multi-interpreteerbaarheid van elk onderdeel.
De linguïstiek kan zeker enig inzicht bieden in het maçonnieke taalgebruik, maar voegt géén maçonnieke dimensie toe.

Voorbeeld 2: de Franse filosoof van Joodse komaf Emmanuel Lévinas schreef een oeuvre bij elkaar over de toenadering tot de andere en de versmelting van Ik met en in de Andere. Dit thema sluit aan bij de ontmoeting in de maçonnerie, maar daar telt niet zozeer een ontmoeting en versmelting met een willekeurige ‘Autre’, maar vooral met  een gelijkgezinde die tegelijk ‘un Différent’ is.

2.7. CONCLUSIE VAN DEEL 2

In de achttiende en ook nog in de negentiende eeuw, buigen de grootste filosofen zich over de vrijmetselarij en zien in haar zowel een organisatie als een methode om van een gefragmenteerde, verdeelde, onrechtvaardige enz. wereld te evolueren naar een meer ideële wereld van harmonie, samenwerking, eenheid. De idee van een ‘tempel der mensheid’ is nooit ver weg.

Apostel vindt in de twintigste eeuw echter niet echt filosofen die de vrijmetselarij zien als een orgaan of een methode van maatschappelijke verandering, hoewel de wereld zo mogelijk nog gefragmenteerder is dan het Londen van 1717 of het Duitsland van de eenmaking-in-wording een eeuw later (te beginnen met de overwinning  op Napoleon en het Congres van Wenen 1814-15), allerlei irrationele gedachten terrein winnen, de Koude Oorlog (oude en nieuwe stijl) tot een atoomconflict kan leiden en de Club van Rome reeds in 1972 aan de alarmbel trok.

Zelden was de urgentie hoger.
En zelden bogen filosofen zich zo weinig over de vrijmetselarij als mogelijk alternatief; indien niet inhoudelijk, dan toch methodisch.

De vrijmetselarij die in het Londen van 1717 voor het eerst een koepel vormt (en “obediëntie”) met als hoofddoel om ter plaatse meer maatschappelijke stabiliteit te bereiken door burgers van diverse gezindten samen te brengen en te zoeken naar wat hen verenigt i.p.v. scheidt, slaat ook aan op het Europese continent en wordt alsmaar meer verscheiden: ze blijft deïstisch en royalistisch in het VK en  andere protestantse gebieden (NL, D, Scandinavië), maar wordt antiklerikaal en een kweekvijver voor de ideeën van de Verlichting en Republikeinse waarden in Frankrijk, met uitlopers naar Italië (de vrijmetselaar Garibaldi) en later ook naar België en Spanje. In veel landen, blijven beide types bestaan. In Latijns-Amerika, (Bolivar, de Miranda, Martí) staat ze resoluut achter de revolutie (vreemd genoeg bespreekt Apostel dit niet).

Zoals we bij de interpretatiekaders en de filosofen hebben gezien, wordt de vrijmetselarij tegelijk steeds breder ingevuld: naast de pogingen om de tegenstellingen in een samenleving te overstijgen of te minimaliseren (Lessing, Fichte), krijgen we types Vrijmetselarij die de hoofdklemtoon leggen op symboliek en rituelen, zoals de esoterische invalshoek van Karl Krause of de kunstzinnig-artistieke van Goethe met Schoonheid als sluitsteen.

In de aankondiging van deze avond staat:

2023: hoe staat het veertig jaar later met de Vrijmetselarij volgens Apostels inzichten? De Westerse filosofie heeft lang inspiratie gevonden in de vrijmetselarij, zoals Apostel uitvoerig heeft aangetoond.  Kan zij dat opnieuw worden?”

Ondanks alle eruditie, komt Apostel telkens terug op de praktijk van de arbeid in de loge, op de realiteit dus.

4.1. Sociaalhistorisch gefaald
Zo vraagt hij zich af welke maatschappelijke tegenstellingen en conflicten de vrijmetselarij nu in de feiten heeft overstegen. We hanteren dus het sociaalhistorisch kader

Volgens Apostel heeft ze in dit opzicht “gefaald”.
Het lijdt geen twijfel dat ze in eerste instantie, de eerste eeuw tot anderhalve eeuw misschien (Constituties van Anderson 1723 – ‘Nathan der Weise’ van Lessing 1790), de leidende klassen heeft aangesproken, bijv. de burgerij, de handelaars, de hogere clerus en de modernere aristocratie. Zij hadden belang bij stabiliteit van het kapitalisme dat verdeelt (klassen, centrum en periferie van de wereld, heerser en onderworpenen in het kolonialisme, enz.) en de moderne, negentiende-eeuwse staat die repressief centraliseert, ordent in strikte categorieën (zie het stadsbeeld van herenhuizen  – hôtels de ville – tot cité als reflectie van de sociale verdeling) en mechaniseert (klokken, treinen, fabrieken, werkuren …)..

En daarna?
Met vertraging, heeft ze ook vrouwen tot de vrijmetselarij toegelaten. De gemengde obediëntie “Le Droit Humain” werd in 1893 opgericht.

De arbeider, of de lagere sociale klassen in het algemeen, heeft ze amper of niet bereikt. Idem de allochtone bevolking, terwijl de eerste influx dateert van na WO II, de Turkse en Marokkaanse is iets recenter.

De vrijmetselarij bood gen oplossing voor het racisme of andere tegenstellingen tussen mensen en culturen.

We keken hier naar de vrijmetselarij volgens het sociaalhistorisch kader.  Zoals gezegd, kan dit enkel aanleiding geven tot eenzijdigheid.

4.2. Hermeneutisch deels geslaagd
Wanneer we het hermeneutisch kader bekijken, met de symbolen en rituelen voorop, dan merken we dat de vrijmetselarij in België of Frankrijk een inslaand succes is, met een steeds grotere variatie aan obediënties en praktijken, gaande van exclusief mannelijke loges die zich beroepen op esoterie en het Oude Egypte met Egyptische tempels en al (“Memphis-Misraïm”) tot gemengde werkplaatsen die duidelijk atheïstisch zijn, zich activistisch opstellen en de symboliek en d ritualistiek minimaliseren.
In landen waar ze de “traditie” van 1717 onverminderd voortzet men enkel mannelijke leden, de “Opperbouwmester van het Heelal” als ultiem symbool, een persoonlijke God, compleet ingebed in het establishment, e.d., is ze op de terugweg.

4.3. Inherent probleem: het antagonisme
Eén reden voor deze middelmatige score maakt intrinsiek deel uit van haar doelstelling om te verenigen wat anders gescheiden zou blijven.
Enerzijds: de antagonismen binnen een loge kunnen zo sterk zijn, dat geen minimaal platform wordt bereikt.
Anderzijds: de overeenkomsten binnen een loge kunnen zo groot zijn dat men de Ander nooit ontmoet en er niets te verenigen valt.

De vrijmetselarij blijft dus een poging, een streven, een reis die nooit af is, een reis waarbij reizen belangrijker is dan aankomen, in die mate zelfs dat het beter is geen einddoel voorop te stellen. Zoals Antonia Machado dicht: er is geen weg; elkeen maakt zijn weg onderweg [“Caminante, no hay camino, se hace camino al andar”].

Of Lorca: ‘Ik zal niet treuren als ik niet vind wat ik zocht.’

5.1. Het enige alternatief
Dankzij haar unieke methode, is de vrijmetselarij voor Apostel het enige echte alternatief dat ons in staat stelt om de Ander te ontmoeten, met tegenstellingen om te gaan en ze te overstijgen, te verenigen wat gescheiden zou blijven, een minimaal platform uit te werken – al was het maar met dié personen in dié ruimte gedurende een paar uur per week.
Ook al merken we de vooruitgang niet in concreto.

Ik merk toch even op dat Apostel zo sterk focust op de Tempel der Mensheid, het ideaal der idealen, dat hij de onderliggende opdracht en doelstelling uit het oog verliest: werken aan zichzelf.  De vrijmetselaar “kapt aan zichzelf”, opdat hij, als gepolijste steen, zou passen in het bouwwerk.

Ook die persoonlijke arbeid wordt verricht met symbolen en rituelen. De perfecte persoon bestaat evenmin als de perfecte Tempel. De wereld vinden én achterlaten als brute, ongehouwen steen is voor de vrijmetselaar echter geen optie.

5.2. Agapè
Is niets dan concreet, noch voorwerp van progressie? Toch wel: dat wat niet zichtbaar, niet tastbaar, niet meetbaar is: de broederschap en de broederlijkheid, ook wel de “agapè” genoemd. Het is misschien wel het grootste antagonisme binnen de maçonnerie, namelijk dat het onstoffelijke, het ongrijpbare, het irrationele, het emotionele, onmisbaar is, de hoeksteen zelve, van wat een Tempel zou kunnen worden.

Apostel hecht enorm veel belang aan de broederschap en specifiek de broederliefde, d.w.z. wat open, kwetsbaar en vreedzaam is, zonder bijbedoelingen, zonder eigenbelang, met inachtneming van de vele wegen die naar het doel leiden en de vele manieren om die weg te bewandelen.

Hij spreekt vaak, maar in zijn academische en tot mislukken gedoemde zoektocht om te proberen àlles te vatten, niettemin te weinig over die agapè of broederliefde.
Deze liefde is bijzonder moeilijk en intensief, want zij is onvoorwaardelijk.
Inderdaad, wanneer een vrijmetselaar voor het eerst een andere vrijmetselaar ontmoet, zonder ook maar iets van hem of haar af te weten, dan is de wederzijdse erkenning automatisch, onvoorwaardelijk en zonder grenzen.
Men treedt de ander onmiddellijk en onvoorwaardelijk tegemoet als gelijke, als Broeder of Zuster.

Indien broederliefde niet de moeite waard is, bestaat er dan wel een alternatief?

Eddy Bonte, per 23/03/2023